Een visserman in hart en nieren. Niet zo eentje die wekelijks de Noordzee op gaat met een kotter. Jan Hottentot (64) haalt zijn vis dichter bij huis. Al sinds zijn twaalfde gaat hij vrijwel dagelijks het wad op. ‘Op het stuk tussen Texel en Vlieland is het zo rustig. Daar kom je, behalve een paar zeehonden, helemaal niemand tegen.’
Het stuk wad waar Jan graag komt is zo rustig, omdat het haast niet te bevaren is. Er liggen heel veel zandbanken. Jan heeft een boot die speciaal is gemaakt om in ondiep water te varen. Hij kan er dus wél prima terecht, maar zeehondentochten en andere vissersboten komen hier niet. ‘Ik ga dan lekker met mijn bootje rondkeutelen, op zoek naar zeebaars. Heerlijk vind ik dat. Je ziet hier ontzettend veel zeehonden.’ Jan vindt deze roofdieren niet altijd even leuk. ‘Ze maken vaak mijn netten stuk. Dan baal ik wel, ja. Maar een zeehond is natuurlijk vrij om te vissen in de zee’, lacht hij. ‘En ik geniet ook wel van ze. Wist je dat zeehonden echt kunnen spelen? Ik zie ze regelmatig buikglijden op een zandplaat. Kijken wie het verste komt. Soms springen ze hoog uit het water, net als dolfijnen. Dat zie je op de stukjes ongerepte wad, waar de dieren de zee amper hoeven te delen met mensen.’
Zagers, pieren en oesters
Jan gaat natuurlijk niet alleen het wad op om te genieten van de rust, dat is bijzaak. Als het eb is, loopt hij over de zeebodem om pieren en zagers te steken. ‘Dan steek ik een spitter zo’n dertig centimeter de grond in. Meestal heb ik per steek twee zagers of pieren. Die worden gebruikt in de sportvisserij. Ik verkoop ze aan huis. Dat doe ik al zo’n vijftig jaar, men weet mij wel te vinden.’ Ook raapt Jan oesters. ‘Als ik er toch ben neem ik graag een emmertje mee. Die breng ik zelf langs bij restaurants of de viswinkel.’
Harder en zeebaars
Samen met Dirk en Pieter Slik vist Jan op harder en zeebaars. Daarvoor hebben ze twee manieren. ‘Een daarvan is staandwandvissen. We zetten een net uit als het vloed is. De vissenzwemmen in het net en blijven vastzitten. Uiteraard alleen de vissen van het juiste formaat, de ondermaatse vis zwemt er gewoon doorheen. Als het eb wordt komt het net boven water en halen we de vissen eruit. Die brengt Dirk vervolgens naar de visafslag. Een manier om harder te vangen is door middel van ringzeegvisserij. Dat vind ik denk ik de mooiste vorm. Dan varen we heel rustig met een net om een school met zeebaars heen. Als je rond bent, trek je het bij elkaar. Uiteraard zwemt de ondermaatse vis eruit en blijft de juiste maat in het net achter.’
Paling
Misschien wel de meest bijzondere vis uit Jans assortiment is paling. Die vangt hij in fuiken in het Texelse binnenwater. Daardoor heeft hij regelmatig een portie gerookte aal in de verkoop. ‘Voor iedere paling die ik vang, koop ik glasaaltjes terug om uit te zetten. Zo houd ik het aantal palingen op peil. Ieder glasaaltje wordt op grote diepte geboren in de Sargassozee, een regio in de Atlantische Oceaan. De larven trekken naar Europa. Daar zoeken ze een plekje in zoet water en leven ze voornamelijk in de modderbodems. Mannetjes willen na vijf jaar en vrouwtjes na vijf à tien jaar terug naar de Sargassozee om zich voort te planten. Na het kuit spuiten overlijdt de paling. Voor die tijd wil je ‘m dus vangen. Dan zijn ze op hun grootst en, als het goed is, lekker vet.’
Zelf vissen?
Voor het vissen op paling heb je uiteraard een visvergunning nodig. ‘Door allerlei regeltjes is dat best moeilijk. Op zeebaars mag wél iedereen vissen, dat kun je vanaf het strand doen met een hengel. Als aas kun je dan dus gebruikmaken van zagers of pieren. De ondermaatse zeebaars gooi je natuurlijk weer terug.’ Ondermaats is een vis onder de 42 centimeter. Per keer mag je twee vissen meenemen, voor eigen consumptie is dat meestal wel genoeg.