Veel Texelaars hebben dezelfde achternaam
Veel gasten en nieuwe eilandgenoten verbazen zich erover: het grote aantal Texelaars met dezelfde achternaam. Vele pagina’s in het Texels telefoonboekje vullen ze, de families Bakker, Witte, Zijm, Van Heerwaarden. Opvallend zijn ook de vrouwen die Witte-Witte of Bakker-Bakker heten. TexelNU ging op onderzoek uit.
Zonder de families met een andere achternaam te kort te willen doen, spannen de Wittes en de Bakkers toch wel de kroon. Grote families, die tot enkele decennia geleden vaak tien of meer kinderen voortbrachten. ‘Ze zijn bijna allemaal katholiek. Er zijn ook wel protestantse Wittes en Bakkers, maar dat zijn kleine takken’, weet Gelein Jansen, die zich als (amateur)historicus op een breed terrein heeft verdiept in de geschiedenis van het eiland.
>Vers bloed
Texel staat bekend om z’n open karakter. Eeuwen geleden al deden zeelieden het eiland aan om eten en drinken in te slaan en om te passagieren. Een deel bleef hangen of keerde terug en zorgde voor ‘vers bloed’. De veronderstelling dat er op Texel veel inteelt zou zijn, is dan ook maar ten dele waar. Toch zijn ze opvallend, de Texelse vrouwen die Witte-Witte of Bakker-Bakker heten. Jansen: ‘Het gebeurde vroeger vaak dat neef en nicht met elkaar trouwden. Dat is niet zo gek. Families waren zo groot, dat ze constant wel een verjaardag vierden, misschien wel vijftig keer per jaar. Jonge mensen ontmoetten elkaar dan en spraken af om uit te gaan. En van het een kwam het ander. Hervormden en gereformeerden mochten dat niet, maar katholieken waren gek op dansen. Dat deden ze vaak op heiligendagen en daar had je er nogal wat van. In elk dorp was wel een danszaal: de Zeven Provinciën in Oudeschild, Zoetelief in De Cocksdorp, Loodsmanswelvaren in Den Hoorn, De Zwaan in Den Burg. Sommige dorpen hadden zelfs twee danszalen: een voor de katholieken en een voor de andersgelovigen…’
>Keesie Pieten
Een gevleugelde uitdrukking op Texel is de vraag ‘van wie beej je d’r ien’. Of te wel: wie zijn je vader en moeder? Om het onderscheid iets gemakkelijker te maken, worden de grote families onderverdeeld in ‘takken’. Zo kun je bijvoorbeeld Witte heten en tot ‘de Steerten’ worden gerekend. Of tot ‘de Vrolijken’, ‘de Baronnen’ of ‘de Keesie Pieten’. Waar die namen vandaan komen, is soms duidelijk, maar lang niet altijd. De Baronnen zijn vernoemd naar boerderij De Baronie waar ze woonden en de Keesie Pieten heetten naar hun stamvader, de legendarische Cornelis Witte (1871-1961), die achttien kinderen kreeg, waarvan veertien jongens. Zelf ooit begonnen op een boerderij van de familie, werkte hij zo hard en met zo veel handelsgeest, dat hij elke zoon die voor zichzelf wilde beginnen een hoeve met land kon bieden.
Maar waar de naam ‘de Mothane’ of ‘de Matte Hane’ vandaan komt, weet Gelein Jansen niet. ‘Ik vermoed dat een Witte trouwde met een vrouw met de achternaam Mothaan en dat hun nageslacht is vernoemd naar moeder. In De Cocksdorp was dat rond 1920 ook het geval. Daar woonden vier mannen met de naam Maarten Boon. Die kregen kinderen met voor een deel dezelfde voornamen. Omdat Piet van Maarten dus niet veel duidelijkheid bracht, werd een van die jongens Piet van Sien genoemd, naar zijn moeder. De andere jongens werden Gerard van Sien en Arjaan van Sien genoemd. Voor dochter Catrien was de toevoeging van Sien kennelijk niet noodzakelijk.’
>Van de Minister
Andere Wittes krijgen de toevoeging dat ze ‘van de Minister’ zijn. Een van hen was handelaar in huishoudelijke spullen en adverteerde in de Texelse Courant met de kreet ‘Minister in potten en pannen’. Op de website www.deministervantexel.nl staat te lezen: ‘Er zijn verschillende verhalen in omloop over het ontstaan van deze toch lang niet slechte bijnaam. Algehele strekking: Cornelis verdiende zijn bijnaam door zijn voorkomen en dankbaar geaccepteerde schrijfvaardigheid.’
Ook toevoegingen als ‘lange’, ‘rooie’, ‘dikke’ en ‘schele’ gaven soms duidelijkheid, al was de persoon in kwestie daar vast niet altijd even blij mee. Jansen verzamelde in de loop der jaren 1852 bij- en scheldnamen en kan er aan het eind van het interview nog één toevoegen. De vrouw van de interviewer, een Witte, kreeg op een reünie een keer de vraag of ze ‘van de HEMA’ was. Toen ze antwoordde daar nooit te hebben gewerkt, reageerde de ander: ‘Maar je broers heten toch Harry, Edo, Marcel en Anton?’