‘Gelukkig zijn ze op Texel lekker nuchter’
Aan de wielerliefhebber hoeven we haar nauwelijks meer voor te stellen: Denise Betsema. Ze won de derde prijs bij het Europees kampioenschap, werd vierde bij het wereldkampioenschap en sprong op de wereldranglijst van de negenentachtigste naar de derde plaats. Daarmee is de 26-jarige Texelse, moeder van twee kinderen, veruit de meest besproken veldrijdster van het afgelopen half jaar.
‘Sorry, ik ben je helemaal vergeten’, roept ze uit als ze in wieleroutfit de deur van haar woning in Den Burg opendoet. Het is voorjaarsvakantie en omdat haar twee kinderen thuis zijn, had ze net de racefiets op de rollers gezet om een uurtje in de huiskamer te trainen. Met op het computerscherm de beelden van een wedstrijd in Leuven van vorig jaar. ‘Daar rijd ik zaterdag. Dan kan ik tijdens het trainen het parcours een beetje verkennen.’
Eerste boot
Dat Denise haar afspraak is vergeten, is haar snel vergeven. Sinds september heeft ze het bijzonder druk gehad. Maandenlang reed ze bijna ieder weekend twee wedstrijden, vierendertig in totaal. De meeste in België, maar ze startte ook in Frankrijk, Tsjechië, Slowakije en meerdere malen in Zwitserland. En natuurlijk deed ze aan het wereldkampioenschap in Denemarken mee. ‘Naar België is het een uur of vier rijden met de auto. We nemen op zaterdag vaak de eerste boot, van zes uur. De start is altijd rond half twee. Mijn vader en mijn vriend rijden om beurten.’ Relativerend: ‘Ik zit ernaast en slaap vaak nog even door. Voor mij is het niet zo vermoeiend. Bovendien begint het al aardig te wennen. En op zondagavond ben ik lekker weer thuis.’
Denise peinst er niet over te verhuizen. ‘Ik woon heerlijk op Texel. Je kunt hier super lekker trainen. Bos, strand, duinen, je hebt alles. Ze vragen wel eens of het eiland niet te klein is om duurtrainingen te doen. Maar ik heb laatst vier uur op de fiets gezeten en daarbij niet één weggetje twee keer gereden. Voor de kinderen wil ik ook absoluut niet weg. En in de zomer zitten we lekker bij ons strandhuisje. Bovendien is het wel fijn om in twee werelden te leven. Ik was laatst met mijn trainer uit eten in België. Het hele restaurant was in de ban: Denise Betsema is binnen! Dan denk ik: doe normaal… Gelukkig zijn ze op Texel lekker nuchter.’
Moeder
Ondanks haar jeugdige leeftijd heeft Denise al een heel sportleven achter de rug. Op haar twaalfde werd ze Nederlands kampioen op de mountainbike, om vervolgens zo’n beetje alles te winnen wat er te winnen viel. Aan haar stormachtige carrière leek een vroegtijdig einde te komen toen ze op haar achttiende moeder werd van zoon Jukka en twee jaar later van dochter Wolf. Ze maakte daarna nog wel eens een rondje op de racefiets of mountainbike, maar serieus trainen deed ze niet meer.
Totdat het drie jaar geleden begon te kriebelen en ze bij haar rentree in een regionale wedstrijd direct won. Een half jaar later schreef Denise ook het nationaal klassement op haar naam – en een jaar later ook dat van de Benelux – en was wel duidelijk dat het talent nog niet weg was. Inmiddels is ze actief in wat internationaal de cyclocross heet en in Nederland vooral bekend staat als veldrijden. Vooral uit praktische overwegingen, niet omdat ze in die sport per se beter is. ‘Om met de internationale mountainbiketop mee te doen, zou ik veel meer in de bergen moeten trainen. Bovendien moet ik dan voor wedstrijden de hele wereld over. Veldrijden is meestal in België. Dat is een stuk beter te doen.’
Het besluit om zich in het veldrijden te specialiseren, nam ze nog geen jaar geleden. In september stond ze negenentachtigste op de wereldranglijst, niet hoog genoeg voor een startbewijs in de prestigieuze wereldbeker. Noodgedwongen schreef ze zich in voor wedstrijden met wat minder aanzien. Steevast eindigde ze bij de beste, geregeld won ze ook. Dat leverde haar zo veel punten op, dat ze al vóór de eerste wereldbekerwedstrijd in Europa, half oktober in Bern, in de top vijftig stond.
Kansen
Toch mochten haar kansen daar niet te hoog worden aangeslagen. ‘Hoe hoger op de wereldranglijst, hoe meer vooraan je mag staan bij de start. In Bern startte ik vanaf de derde rij. Op elke rij staan negen renners, dus ik had er achttien voor me en nog eens acht naast me.’ Inhalen op de vaak smalle en slingerende paadjes is moeilijk. ‘Maar al in de eerste ronde reed ik naar de vierde plek. Jammer genoeg ging daarna een wiel stuk, ver van de materiaalpost, waardoor ik terugzakte naar de vijfentwintigste plek. Uiteindelijk werd ik toch nog dertiende.’
De week erop won Denise een sterk bezette wedstrijd in België en nóg een week later veroverde ze bij de Europese kampioenschappen in eigen land tot ieders verrassing de derde prijs. Vanaf dat moment was haar naam gevestigd en bood de Belgische ploeg Marlux-Bingoal haar een contract aan. ‘Ik werd semiprof. Dat betekent dat ik deeltijd in loondienst was. Ik was het seizoen nog begonnen met Texelse sponsors: Gastropaviljoen XV en AB Texel. De kleding had ik zelf laten bedrukken met de sponsornamen. Verder was ik gewoon amateur.’
Zegekoningin
Haar ster rees, steeds sneller. Ze won de ene na de andere wedstrijd, reden voor de ploegleiding haar fulltime in dienst te nemen. Stond de teller bij ons interview nog op dertien overwinningen, in het slotweekend van het seizoen won Denise nóg twee keer, waarmee ze internationaal de renster met de meeste eerste plaatsen werd. Wielerjournalisten schreven over ‘dé ontdekking van het seizoen’, Vlaamse liefhebbers noemden haar liefkozend ‘de zegekoningin’.
Tekenend was dat ze na haar vierde plaats in het Nederlands kampioenschap teleurgesteld sprak van ‘een offday’. En zelfs met haar vierde plaats in het wereldkampioenschap in Denemarken, waar ze werd aangemoedigd door een flink gezelschap meegereisde Texelaars, was Denise maar matig tevreden. ‘In de loop van het seizoen heb ik mijn doelen steeds bijgesteld. In het begin hoopte ik alleen maar de top vijftig te kunnen halen. Daarna wilde ik een keer op het podium staan. En nu wil ik gewoon altijd de beste zijn.’ Lachend: ‘Maar ik ben ook heel hard aan het genieten dat het zo goed gaat, hoor. Je weet nooit hoe lang het duurt.’