De rijke geschiedenis van Oranjerie Het Vogelhuis
Dag en nacht zijn Anton van der Vis en Chéra Van der Vis-Grootjen met hun bedrijf bezig. Perfectionisten als het zijn, moet alles op rolletjes lopen, maar is er ook altijd iets dat beter kan. Al moet je daar wel goed naar zoeken, in Restaurant Oranjerie Het Vogelhuis. In het seizoen lopen er zo’n veertig goed geïnstrueerde medewerkers rond die precies weten wat ze moeten doen: de gast een onvergetelijke ervaring bezorgen.
In de winter van 2019 op 2020 werd er weer verbouwd in het Vogelhuis: de bovenverdieping van het restaurant werd gestript en de dertien personeelskamers voor de vaste seizoenkrachten werden grondig gerenoveerd. Verbouwen hoort bij de Van der Vissen en bij het restaurant. ‘Nagenoeg elke euro die we verdienen steken we in de zaak’, vertelt Anton (1971). Waar Chéra (1984) zorgt voor de gezellige en warme sfeer, heeft Anton een bijna ontembare drive om alles tot in de kleinste details te perfectioneren. ‘Daarmee ben ik opgegroeid. Mijn vader was ook zo.’ Chéra kwam in 2007 in de firma, toen Antons moeder Catharina ermee stopte. Vader Paul stapte in 2015 uit het bedrijf. Sindsdien runnen Anton en Chéra de zaak samen. Onder hun leiding groeide ‘Het Vogelhuis’ uit tot een van de drukste restaurants in De Koog. ‘In de zomer is het hier af en toe net de Efteling. Zo druk. Dan moeten we alle zeilen bijzetten. Echt topsport’, vertelt Chéra. Zij en Anton hebben de taken goed verdeeld. Hij kantoorzaken, zij roosters, bestellingen en aansturing van het personeel. ‘We hebben alles geautomatiseerd en onze keuken is heel efficiënt ingericht. We krijgen hier regelmatig horecaondernemers die komen kijken hoe wij werken’, vertelt Anton.
Hotel aan zandweggetje
Grondlegger van het familiebedrijf is opa Sijbrand van der Vis. De Koger hoefsmid ziet in 1934 brood in het groeiende toerisme van de badplaats en laat op 26-jarige leeftijd een hotel bouwen met dertien kamers, aan de zandweg voor zijn werkplaats. Echtgenote Guurtruida verzorgt de gasten van het hotel, waarin alle kamers koud en warm stromend water en elektrisch licht hebben. Een ongekende luxe voor die tijd. Een overnachting kost twee gulden en vijftig cent, inclusief drie maaltijden per dag. De kamers hebben geen nummers, maar vogelnamen. Een knipoog naar de vele toeristen die – dan al – naar Texel komen om vogels te kijken.
De kinderen – Jan, Paul, Anton, Corrie en Griet – werken allemaal mee in het familiebedrijf. Het populaire hotel draait goed, tot de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Het pand wordt door de bezetter gevorderd als onderkomen voor Duitse soldaten. Na de oorlog pakken Sijbrand en Guurtruida de draad weer op en in de jaren vijftig neemt het toerisme op Texel een vlucht. Er is zelfs personeel nodig. Terras en restaurant van het hotel zijn in eerste instantie alleen be-doeld voor de eigen gasten, maar uiteinde-lijk zijn ook passanten welkom. De familie laat eind jaren zestig tegenover het hotel een automatiek/snackbar bouwen. Het woonhuis naast het hotel wordt na een fel-le brand gesloopt en de vrijkomende grond wordt bij het bedrijf getrokken. Aanvanke-lijk runt Antons vader Paul Automatiek Van der Vis, die al snel de bijnaam Paul Patat krijgt. Broer Anton gaat in het hotel aan de slag.
Omslag naar restaurant
In 1972 worden de rollen omgedraaid: Paul gaat het hotel exploiteren, Anton verhuist naar de automatiek. Samen met echt-genote Catharina zet Paul de stijgende lijn voort. Het restaurant wordt te klein en de bouw van een serre biedt uitkomst.
‘Dat werd de eerste serre in De Koog. Mijn vader was flink aan het lobbyen, want hij kreeg eerst geen toestemming. Tijdens het Tropical Sea Festival zette hij toch wat neer. Een provisorische serre van wat bouw materialen met zeil eroverheen. Het zat meteen vol.’ Na de serre volgt meer uitbreiding. De groeiende drukte in het restaurant dreigt het hotel te over-vleugelen en Paul en Catharina staan voor een dilemma: flink investeren in een hotel renovatie of doorgaan met alleen het restaurant? In 1992 hakken ze de knoop door: het hotel wordt afgestoten en de nieuwe naam wordt Restaurant Vogel-huis-Oranjerie, later nog eens aangepast naar het huidige Restaurant Oranjerie Het Vogelhuis. Anton: ‘Toeristen gebruiken vooral de naam Oranjerie en Texelaars Het Vogelhuis.’
Verliefd
Anton en zusje Astrid (1974) helpen mee in hun vrije tijd. Ambitie om het restaurant over te nemen, heeft Anton dan nog niet. ‘Ik wilde eerst mezelf verder ontwikkelen.’ Anton gaat in dienst en komt terecht bij de marine. ‘Ik voer op een fregat en zat bij de logistieke dienst. Ik heb veel reizen gemaakt en vond het geweldig.’ Wanneer zijn contract na vier jaar afloopt, vindt hij in 1997 de tijd rijp om in het bedrijf te komen en de lijnen uit te zetten. ‘Ik had voor mijn diensttijd al bij verschillende restaurants gewerkt, vooral om te kijken hoe het niet moest. Inmiddels had ik wel een idee hoe ik het wél zou willen.’ Makkelijk is die begin-periode niet. ‘Mijn moeder drukte nooit een duidelijk stempel op de beslissingen, maar mijn vader en ik botsten af en toe flink. We lijken veel op elkaar en hebben allebei een nogal uitgesproken mening,
zodat het er dan fel aan toe kon gaan. Gelukkig kwamen we er altijd goed uit en werden we het vrij snel eens: goed na-denken, een nachtje erover slapen en een goed gesprek doen wonderen.’
De trend van jaarlijks verbouwen en werken aan kwaliteitsverbetering, gaat ook met de komst van Anton in het bedrijf door. Waar uitbreiding mogelijk is, komt die er en de extra stoelen komen probleemloos vol. In maart 2001 solliciteert Chéra bij het Vogel-huis. ‘Ik was klaar met school en wist niet wat ik verder wilde. Een jaartje horeca leek me wel wat.’ Ze is op slag verliefd op haar nieuwe baas en vrij snel krijgen de twee een relatie. ‘Dat jaartje horeca is inmiddels bijna twintig jaar!’, lacht Chéra.
Nieuwe inzichten
Kort na de laatste verbouwing breekt in het voorjaar van 2020 de coronacrisis uit. ‘Dat heeft ons ertoe gebracht om goed na te denken over wat we zelf willen. De speeltuin was een gegeven en we hebben er nooit echt over nagedacht of we die wel wilden houden. Toen die tijdens de crisis niet gebruikt werd, vonden we dat heerlijk rustig! We hebben nu besloten op die plek een nieuw terras te maken. En we zijn ons er steeds meer van bewust dat het leven uit meer bestaat dan alleen werken, hoe leuk we dat ook vinden. Vooral Anton kan zich helemaal focussen op de zaak en maar doorgaan. Dat hou je op termijn niet vol. En dat willen we natuurlijk wel. Dit is ons levenswerk.’