'Ik stem het aanbod af op mijn klanten’


Vakkennis en gastvrijheid, dat is waarin Modehuis Moerbeek zich volgens Ingmar Moerbeek onderscheidt. ‘Als iemand de winkel binnenloopt, weet ik al welke maat ik uit het rek moet pakken.’ Die service én de kwaliteit van zijn kleding zijn de reden waarom Modehuis Moerbeek in deze tijd van internetwinkels nog altijd een bloeiend bedrijf is.

 

De opa van Ingmars vaders begon rond 1900 bij een kleermaker op Texel. Maar het bedrijfje waar hij in dienst kwam was breder dan alleen kleding. Een stoeltje, een matrasje, een handdoek: van alles met textiel was er verkrijgbaar. Het zaakje floreerde. Hoe het precies zat weet Ingmar niet. Er waren twee broers Moerbeek. De één heette Piet, die ging door met meubels. De ander, de vader van Ingmars vader, was Johannes en die ging in de confectie.

Het eerste winkeltje zat op het Schilderend. De oorlog sloeg een zwart gat in de familiegeschiedenis. Ingmar: ‘Maar daar werd bij ons thuis nooit over gesproken.’ Het bedrijf werd getroffen door een bom, dus is er niets bewaard in de vorm van foto’s of geschriften. Hoe de verhuizing naar de hoek Parkstraat/Elemert vervolgens is gegaan, weet Ingmar ook niet. ‘Volgens mij zijn ze daar begonnen met een klein zaakje met wat broeken, handdoeken en aanverwante artikelen.’

Speelterrein

Als de vader van Ingmar in de jaren zestig het bedrijf overneemt en het toerisme opkomt, komt de winkel tot grote bloei. Met bijna elk jaar een stukje uitbreiding, tot de zaak die het nu is. Het waren aanvankelijk twee losse panden met heren- en damesmode. Uit zijn jeugd herinnert Ingmar zich dat ze ook kinderkleding hadden. ‘Dan moest ik nieuwe kleding aan voor een foto in de krant. Ik weet nog dat ik daar niet blij mee was. De winkel was wel mijn speelterrein. Tussen de middag waren we dicht en deed ik er verstoppertje met neefjes en nichtjes. Mijn ouders maakten lange dagen. Ik weet eigenlijk niet beter. Ik liep er altijd wel netjes bij, maar was geen wandelende reclame voor wat ze te koop hadden. Het was een andere tijd. Er waren wel populaire merken, maar dat je niet meetelde als je niet dat speciale merk aan had, speelde toen nog niet.’

Griekenland

Het was niet vanzelfsprekend dat Ingmar in de zaak zou gaan. Hij had het erg naar zijn zin in Griekenland, waar hij onderhoud deed aan zeilboten. ‘Mijn vader ging daar vaak op vakantie en had er later ook een boot. Hij vroeg de Nederlandse eigenaar van de jachtwerf of de man geen baantje had voor zijn zoon.’ Toch kwam Ingmar terug, om naar de textielschool te gaan. Maar dat beviel helemaal niet. ‘Ik heb niet zoveel met mensen die me vertellen wat ik moet doen.’ Dus vertrok hij weer naar Griekenland, om pas terug te keren voor militaire dienst. Ook dat bleek niks voor hem. ‘Maar de baantjes in Griekenland waren al vergeven. Dus dan maar thuis aan de slag. Dat het bloed toch kruipt waar het niet gaan kan, is inmiddels wel bewezen. Anders houd je het geen dertig jaar vol. En met veel plezier. Dat had ik vooraf niet gedacht. De praktijk bevalt mij beter dan boeken. Ik heb mijn diploma’s later trouwens wel allemaal gehaald hoor.’

De vader van Ingmar deed de herenmode, zijn stiefzus Rina Hamer-Sok nam met haar echtgenoot het damesgedeelte voor haar rekening. Vader Moerbeek liet het werk geleidelijk steeds meer over aan Ingmar. In 2011 nam hij de dameszaak over. ‘Ging het muurtje er weer uit’, lacht hij. ‘Nu is het weer wat het ooit was, één grote zaak.’

Behoudende kleuren

De modewereld is aan veranderingen onderhevig. Hoe het in zijn beginjaren was, kun je niet meer vergelijken met nu, vertelt Ingmar. ‘Vroeger verkocht je terlenka en wollen broeken, daar had je dan zes kleuren in en drie modellen. Dat is allemaal niet meer. Mensen kleden zich anders, er is een breder en veel leuker aanbod. Wat ik aantrek, kan ook iemand van zeventig dragen. Of dat het lastiger maakt? Och, ik weet goed wat mijn klant wil. Als je met zo’n zaak in de stad zit, specialiseer je je. Ik heb een breder aanbod, echt afgestemd op wat de mensen die hier komen willen hebben. Ik heb veel vaste klanten, Texelaars en toeristen. Die zijn blij met hoe ze hier worden geholpen. Want dat is waarin we ons vooral onderscheiden. Vakmanschap en gastvrijheid. Een broek is een broek, maar er zijn zoveel verschillende pasvormen. Als iemand binnenkomt, zie ik meteen wat voor maat ik moet pakken.’ Hij somt een aantal speciale maten op, die met lengte en breedte te maken hebben. ‘Als mensen het in een winkel zelf moeten uitzoeken, pakken ze misschien wel de juiste lengte, maar is het net niet het goede model. Wat de smaak is van de Texelse man? Dat kan ik niet zo zeggen, dat loopt erg uiteen. Ik zie wel een duidelijk verschil tussen Noord- en Zuid-Nederland. Ik werd ooit eens uitgenodigd bij Ajax en deed uit voorzorg een mooi pak aan. Liepen ze daar allemaal in een spijkerbroek. Ach, je kan nooit overdressed zijn, vind ik. Later werd ik eens gevraagd bij PSV. Dus ik in spijkerbroek natuurlijk. Liepen ze daar allemaal in driedelig pak… Mijn eigen smaak? Ik vind kostuums prachtig, maar ik loop in wat ik goed kan verkopen.’

Familiestokje

De opkomst van internetwinkels doet veel traditionele modewinkels de das om, maar lijkt Modehuis Moerbeek niet erg te deren. Ingmar: ‘Internetwinkels hebben geen goed verdienmodel door al dat gratis heen en weer sturen. Je kan niet passen, hè. En de klanten komen bij mij omdat ze het fijn vinden dat ze worden geholpen. Daar zit echt toekomst in. Wat minder leuk is? Alle regeltjes eromheen, bijvoorbeeld op gebied van brandveiligheid en andere vergunningen. Dat is wel doorgeschoten.’

De dochter van zijn zus lijkt het familiestokje te willen overnemen. ‘Ik zou het leuk vinden, maar ik oefen beslist geen druk uit. Ik doe wel mijn best om mijn kennis over te dragen. Want Moerbeek moet altijd synoniem blijven voor service.’


Familiebedrijven heb je overal. Maar op Texel zijn het er opvallend veel. In het nieuwe boek ‘Het blijft in de familie’ krijg je als lezer een inkijkje in 33 Texelse familiebedrijven.

Familiebedrijven heb je overal. Maar op Texel zijn het er opvallend veel. In het nieuwe boek ‘Het blijft in de familie’ krijg je als lezer een inkijkje in 33 Texelse familiebedrijven