‘Een mooi schip vis naar de veiling brengen’
De Texelse visserij maakte grote veranderingen door. Waar ooit kleine zeilbotters het ruime sop kozen, zijn het nu imposante kotters met flink vermogen die naar zee gaan. Het romantiseerde beeld van de visserij heeft definitief plaatsgemaakt voor een bedrijfstak waarin computers en regelgeving de norm zijn. Wat bleef zijn de verhalen. De rijke geschiedenis van de vissersfamilie Krijnen zit er vol mee.
Maar liefst vijf generaties Krijnen waren en zijn werkzaam in de visserij. Het beroep ging over van vader op zoon. Al op jonge leeftijd gingen de zonen met hun vader mee naar zee. ‘Op mijn vijftiende ging ik varen. Opa zei: Hou vol. De zin komt vanzelf’, herinnert Fulps Krijnen (1941) zich. Samen met broer Jaap (1948), zoon Dirk-Frido (1971) en neef Jacob (1984; zoon van Jaap), vertelt de ‘pater familias’ over de familiegeschiedenis. Het viertal is gezamenlijk eigenaar van het visserijbedrijf TX19. In het huidige continu-vissen wisselen Jacob en Dirk-Frido elkaar wekelijks af op de kotter, ieder met een ‘eigen’ vaarploeg. Jaap en Fulps, beiden al jaren met pensioen, zorgen aan de wal voor het onderhoud van de materialen.
Garnalen
In 1861gaat Fulps overgrootvader Dirk Krijnen voor het eerst naar zee, aan boord van de zeilbotter van zijn schoonvader Kuyper. Op zijn drieëntwintigste begint hij voor zichzelf op een botter van ruim zestien meter. Zoon Fulps gaat in 1891 op elfjarige leeftijd van school en met zijn vader mee naar zee. ‘Ze voeren met z’n tweeën. De knecht ging van boord en mijn opa nam zijn plaats in. Dat zorgde er wel voor dat hij op jonge leeftijd fysiek al een wrak was.’ In de voetsporen van zijn vader gaat Fulps in 1921 zelfstandig verder. Hij vist op oesters en mosselen, maar vooral op garnalen. Die worden veelal op bestelling gevangen en verpakt in manden op de trein gezet, naar de markt in Parijs. ‘Dan kwam er zondagmiddag een telegram met de opbrengst. Frans spraken ze niet, maar rekenen konden ze wél. De Franse francs werden omgerekend in centen.’ De Oudeschilder vloot telt in die tijd honderdtachtig nummers. Maar liefst honderdtwintig schepen vissen op garnalen.
Kotter wordt mijnenveger
Door de decennia heen laat de familie Krijnen regelmatig een nieuwe kotter bouwen. De eerste ijzeren botter wordt gebouwd in 1929. Achttien en een halve meter lang en een krachtige Kromhout-motor van 80 pk, destijds een flink vermogen. De garnalenvisserij floreert. Er wordt te veel gevangen om in de vier kookketels aan boord te verwerken. In 1936 wordt de TX19 Dirk opgeleverd, waarmee Fulps en zoon Dirk, die vanaf 1925 ook aan boord werkt, op tong en schol vissen in de Noordzee. De crisis van de jaren dertig komen de vissers goed door. Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Tot 1941 mogen de vissers onder Duits toezicht nog vanuit Scheveningen varen. Maar dan wordt de kotter ingevorderd en zijn de Krijnens alles kwijt. Fulps: ‘Opa en vader hadden het vistuig van boord gehaald, maar de kotter was spoorloos. Pas in 1945 kwam die met een konvooi terug uit Kiel. Ze herkenden hem eerst niet, want hij was omgebouwd tot mijnenveger. De voormast was afgezaagd en het visruim was slaapruim geworden.’ Zeventien weken zijn de Texelse vissers bezig met het herstel. ‘De kakkerlakken kropen uit alle hoeken en gaten. Het enige voordeel was dat de Duitsers er een nieuwe motor in hadden gezet, omdat ze op een mijn waren gevaren.’
Vloeiend Zeeuws
De zonen van Dirk – Fulps, Jaap en Dirk – varen in de decennia daarna alle drie aan boord van de familiekotter. In 1953 krijgt het nieuwe schip de naam TX19 Drie Gebroeders. Tot 1982 is dat de naam van de opvolgende drie schepen. Vanaf 1982 heet de TX19 Elisabeth Christina, vernoemd naar de partners van Fulps en Jaap, vrouwen die hun mannetje staan aan de vaste wal en onmisbaar zijn voor het visserijbedrijf. In de jaren zestig vertrekken de Texelse vissers ’s winters naar Zeeland, om op haring te vissen. Jaap: ‘De hele Texelse vloot deed dat. In de weekends lagen we daar met ruim honderd kotters. Alle vangst ging naar een Duitse conservenfabriek.’ De nog jonge Jaap is zó ingeburgerd in Zeeland, dat hij zelfs Zeeuws spreekt. Als vader Dirk op zijn vijftigste met pensioen gaat, nemen zijn zoons het over. In 1978 stapt zoon Dirk uit de firma en gaan Fulps en Jaap samen door. Enige tijd heeft de familie zelfs twee kotters en is ook de TX20 in de vaart. Wanneer in de jaren tachtig het visquotum van de familie Krijnen, dat is gebaseerd op historische rechten, te klein is voor twee schepen, worden beide schepen verkocht en wordt het quotum op een nieuw schip gezet.
Pittige uitdagingen
Inmiddels is het aantal kotters flink uitgedund. ‘Op Texel zijn nog maar zeven grote kotters’, vertelt Jacob, zoon van Jaap. Hij wist al op jonge leeftijd dat hij naar zee wilde. ‘Op m’n tiende ging ik voor het eerst mee. Meteen vond ik het heel erg mooi, alhoewel ik de eerste dag alleen maar over m’n nek moest.’ De andere mannen aan tafel grinniken. Ook hun start op zee verliep zo. Neef Dirk-Frido ging op z’n zesde al eens mee. ‘Willem Gieles was mijn oppas aan boord. We voeren toen onder de Engelse kust met een dek vol haaien. Soms hadden we wel honderdvijftig haaien in één trek’, herinnert hij zich. Door de jaren heen kreeg de visserij te maken met toenemende regelgeving en beperkingen. De vijfde generatie wordt dan ook geconfronteerd met een aantal pittige uitdagingen, zoals het verbod op de pulsvisserij, het dichtgooien van visgronden, de komst van windmolenparken op zee en de Brexit. ‘Zo’n vijfenzeventig procent van onze vangst komt uit Engels gebied. Als dat wegvalt hebben we een groot probleem’, aldus Dirk-Frido.
Mooi bedrag onder de streep
Hun visplekken houden ze, naar goed gebruik, geheim. ‘Tuurlijk! Je probeert op alle mogelijke manieren te voorkomen dat anderen weten waar jij hebt gelegen als het lekker ging.’ Makkelijk is dat niet, want de vissers volgen elkaar op de voet. Ook online. Jaap: ‘Vroeger had je alleen Scheveningen Radio en belde je één keer per week naar huis. Nu appen ze de hele dag door en staat er van alles op Facebook dat zo te volgen is door iedereen.’ Ondanks de uitdagingen waarvoor ze staan, zijn Jacob en Dirk-Frido verknocht aan de visserij; een ander beroep kunnen ze zich niet voorstellen. ‘Het mooiste is als je eind van de week een mooi schip vis naar de veiling kunt brengen.’ Dirk-Frido vult lachend aan: ‘En dat er dan een mooi bedrag onder de streep staat.’