Naam: Cornelis (Kees) de Jager
Geboren: Texel, 29 april 1921
Nevenfuncties: o.a. president COSPAR (internationale organisatie ruimteonderzoek), secretaris-generaal Internationale Astronomische Unie en president van de Internationale Raad van Wetenschappelijke Unies (ICSU), een organisatie met vertegenwoordigers van wetenschapsacademies en soortgelijke organisaties van 63 landen.
Onderscheidingen: Yuri Gagarin-medaille (Sovjet-Unie), Hale-medaille (Verenigde Staten), Gouden medaille van de Royal Astronomical Society (Engeland), Prix Jules Janssen (Frankrijk), Kar Schwarzschild (Duitsland). Eredoctoraten in Parijs en Wroclaw (Polen). Ereburger van Khania (Griekenland) en Texel. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1968 werd in Dordrecht een straat naar hem vernoemd en in 1994 een planetoïde. Bij Ecomare staat de Texelse volkssterrenwacht De Jager.
Sterrenkundige maakte naam als onderzoeker en bruggenbouwer
Een van de beroemdste sterrenkundigen van zijn tijd is Kees de Jager. Hij deed baanbrekend onderzoek naar de zon, zat in het bestuur van tal van internationale organisaties en kreeg het midden in de Koude Oorlog voor elkaar de Russen en Amerikanen tot samenwerking te brengen. Hoewel hij al meer dan dertig jaar geleden met emeritaat ging, is hij op zijn 98ste nog lang niet uitgewerkt.
Hij loopt wat moeilijk, zie ik, als hij me voorgaat in zijn appartement in het voormalige katholieke rusthuis Sint Jan in Den Burg. Het gevolg van een val van de trap, waarbij hij een paar ribben brak, ruim een half jaar geleden. Maar hij werkt hard aan zijn herstel. ‘Ik sport twee keer in de week. Eerst twintig minuten fietsen, dan op de loopband en daarna ga ik met gewichten in de weer en doe ik balansoefeningen. Na afloop ben ik flink moe. Vorige week heb ik voor het eerst in veertig jaar gezwommen. Wel even wennen, maar ik merk dat het helpt. Ik voel me een stuk beter.’
Hardlopen lukt niet meer en dat vindt hij jammer. Hij liep meerdere marathons, de laatste keer in New York toen hij zesenzeventig was. Op zijn negentigste voltooide hij nog de loop over 10 kilometer van de Texel Halve Marathon. Maar verder gaat het goed, vertelt hij. ‘Ik heb net nog een paar uur gewerkt aan een nieuw boek over de relatie tussen de zon en het klimaat. Dat schrijf ik op verzoek van uitgeverij Globe. Ik mocht zelf mijn coauteurs uitzoeken: twee collega’s uit Utrecht en Argentinië.’
Op de vraag hoeveel tijd hij nog actief is op zijn vakgebied, aarzelt hij even. ‘Een uur of vier, vijf per dag.’ Met een glimlach: ‘Het hangt ook een beetje van de afleiding af.’ Drie jaar geleden overleed zijn vrouw Doetie, die hij al kende op de middelbare school. Ondanks het grote verdriet is hij nu weer zichtbaar gelukkig met zijn nieuwe vriendin Margriet.
Ondergedoken
De Jager heeft een roerig leven achter de rug. Hij vertelt er met smaak over. Over zijn studietijd, die samenviel met de Tweede Wereldoorlog. Samen met een studiegenoot zat hij ondergedoken in een achterafkamertje van de sterrenwacht in Utrecht. ’s Nachts bezochten ze de bibliotheek en maakten ze gebruik van telescopen. Bij betrouwbare hoogleraren deden ze van tijd tot tijd illegaal examen, zodat hij al kort na de bevrijding – cum laude – kon afstuderen.
In de jaren erna had hij diverse slecht betaalde functies – en zelfs een waarvoor hij helemaal geen salaris kreeg – als onderzoeker. Een tijd lang combineerde hij er zelfs twee en was hij van ’s ochtends vroeg tot twee uur ’s nachts in touw. In 1952 promoveerde hij bij de bekende professor Minnaert op een proefschrift over het waterstofspectrum van de zon en in 1960 werd hij hoogleraar. Midden in de Koude Oorlog, de concurrentiestrijd tussen het Westen en het Oosten was groot. Nadat de Sovjet-Unie in 1957 voor het eerst een raket in een baan om de aarde had gebracht, kwam ook aan deze kant van het IJzeren Gordijn veel geld beschikbaar voor ruimteonderzoek. De Jager kreeg van een Amerikaanse organisatie tachtigduizend gulden om in Utrecht een gespecialiseerd laboratorium op te zetten. Hij begon met drie medewerkers, tien jaar later telde de organisatie er ruim honderd.
Grote naam
De Jager werd een grote naam op zijn vakgebied. Als onderzoeker naar uitbarstingen van de zon en de manier waarop ze tot stand kwamen, maar ook als bruggenbouwer. Als voorzitter van de Committee on Space Research kreeg hij het zelfs voor elkaar een congres in Israël te organiseren waar ook onderzoekers uit de landen van het Warschaupact aanwezig waren, terwijl zij van hun autoriteiten helemaal niet in Israël mochten komen. Een kwestie van tact en veel diplomatie, waarbij hij als gebaar van goede wil het congres het jaar daarvoor in Bulgarije had laten plaatsvinden. Hij vertelt het met een mengeling van trots en bescheidenheid en zwaait veel lof toe aan de vrouw die de Sovjetdelegatie leidde en die het aandurfde om tegen de orders van haar superieuren in te gaan. ‘Onze landen waren rivalen, maar wetenschappers willen altijd samenwerken’, doet hij een andere poging zijn succes te verklaren.
De Jager werd geboren op Texel, in Den Burg. Van zijn vijfde tot zijn achttiende woonde hij in Nederlands-Indië, waar zijn vader schoolmeester was, en daarna ruim zestig jaar in Utrecht. Door zijn vele werk in het buitenland mag je hem best een wereldburger noemen. Toch voelt hij zich Texelaar. Dat komt vooral door het jaar waarin zijn vader groot verlof had en de familie De Jager tijdelijk naar Texel terugkeerde. Hij vertelt er nog met zo veel details over – over zijn grootouders in Den Hoorn, zijn vriendjes, de meierblis en het voetballen met schoolmeester Riteco – dat je bijna zou vergeten dat het ruim vijfentachtig jaar geleden heeft plaatsgevonden. ‘Het was een geweldige tijd, dat ene jaar in Den Hoorn’, vat hij kort en bondig samen.
Stoarrekieker
Op zijn tweeëntachtigste keerde De Jager definitief terug naar zijn geboorte-eiland. Met de nodige aarzelingen, want na een leven van hard werken en veel reizen was hij een beetje bang zich op Texel te vervelen. ‘Maar ik woonde er net weer een paar dagen, toen ik een rondje door Den Burg maakte. Een man was in zijn tuin aan het werk. Hij spreekt me aan en zegt: komt deuze stoarrekieker op Texel weune?’ Ik voelde me gelijk weer helemaal thuis.’