‘Mijn vader is een heel goede leermeester’
‘Ik heb moeite met autoriteit en zou ook nooit voor een ander kunnen werken. Maar van mijn vader heb ik altijd alles aangenomen. Hij is mijn vader, hè?’ Margret Prins lacht naar vader Henk, die trots terugkijkt. Ze kunnen het duidelijk goed met elkaar vinden.
Henk (82) en Margret (51) van Kapsalon Henri zijn de tweede en derde generatie van het familiebedrijf, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1936, toen hun vader en opa Hendrik Catharinus Prins zijn eigen zaak begon. Prins senior had het vak van een kapper in Den Helder geleerd en kon na een tijdje diens filiaal in Den Burg overnemen. ‘Mijn vader was dameskapper. Ook in die tijd al lieten dames hun haar verven, maar ze wilden natuurlijk niet dat iemand dat wist. Dus ging er dan een gordijntje voor. Van rood pluche’, vertelt Henk, die vol anekdotes zit.
‘Ik kweek geen concurrenten’
Toen Henk had besloten in de voetsporen van zijn vader te treden, adviseerde die hem eerst voor herenkapper te leren. ‘De grondbeginselen van het knippen bij heren zijn wat preciezer.’ Henk werd leerling bij Piet Uitgeest, een collega in Den Burg, maar hoewel hij ƒ2,50 lesgeld per week betaalde, mocht hij niet veel meer dan mannen inzepen voor een scheerbeurt en vegen. ‘Op een dag zei een klant: laat die jongen alvast beginnen met scheren, dan leert hij ook wat. Maar Piet antwoordde: daar begin ik niet aan, ik kweek geen concurrenten.’
Uiteindelijk leerde hij het vak in Groningen. Nadat hij zijn militaire dienst had vervuld en in Rotterdam ook het diploma voor dameskapper had behaald, trad Henk in december 1960 in dienst bij zijn vader. ‘Ik heb tien jaar in de firma gezeten. In de beginjaren werkten mijn broer Jan en zus Cathie er ook. Ik was eerst alleen dameskapper. Totdat de tijd van de langharigen begon. Herenkapper Schaart, die ook een salon in Den Burg had, zei tegen die jongens: daar begin ik niet aan, ga maar naar een dameskapper. Zo kreeg ik het in de avonduren druk met heren.’
Op de brommer
Henk vertelt graag en heeft het ene na het andere verhaal paraat. Over hun filiaal in De Koog bijvoorbeeld, geopend door burgemeester De Koning. Die sprak niet alleen mooie woorden, maar liet zich ook ontvallen dat hij niks over een vergunning had gelezen. ‘Moet dat dan?, vroeg vader Prins. Waarop De Koning antwoordde: Nou, ik weet van niks...’ Iedere dag ging Henk op de brommer naar De Koog. Ook in de winter, toen er zo veel sneeuw lag, dat hij er alleen met de grootste moeite doorheen kon komen. ‘Bij Flora lagen twee enorme bulten. Ik dacht er net tussendoor te kunnen, maar toen kwam er van de andere kant een auto en belandde ik bovenop een van die bergen.’ Uiteindelijk zou het filiaal maar een jaar bestaan. ‘Toen gingen we tellen en bleken de opbrengsten lager dan de kosten.’
Salon Henri
Op 2 januari 1971 begon Henk voor zichzelf en opende hij Salon Henri. Samen met zijn vrouw Hanny, die haren waste, manicure deed en de boekhouding op orde hield. En ondertussen Henk junior en Margret opvoedde. Dat hun dochter kapper zou worden, leed geen twijfel. ‘Ik speelde als kind al kappertje’, vertelt ze. Henk: ‘Ze knipte barbies. Elke keer ging er een stukje haar vanaf, totdat ze kaal waren.’ Margret: ‘En op de lagere school knipte ik de pony’s van de jongens voordat ze op de schoolfoto gingen.’ Dat ging niet altijd goed. Lachend: ‘Er is een foto waar een klasgenoot heel leuk op staat.’ Vanaf haar twaalfde werd het serieus. ‘Ik heb vier jaar lang iedereen op school geknipt. Mijn vader keek mee. Totdat hij zei: mag ik ook eens een avondje voetballen kijken? Ik knipte ook een keer opa Prins. Toen het klaar was, zei hij: je vader moet het maar even nakijken. Ik was beledigd! Maar het was helemaal goed.’
Ambitieus
Margret was ambitieus. Na twee jaar kappersschool in Den Helder bekwaamde ze zich verder in Amsterdam. Ook deed ze regelmatig mee aan wedstrijden. Als 19-jarige werd ze jeugdkampioen van Nederland en een jaar later zelfs tiende van de wereld. ‘Werk, school, wedstrijden, ik was dag in dag uit met mijn werk bezig. Ik wilde beroemd worden. Alleen had ik als nadeel dat ik van Texel kom en mijn vader geen beroemdheid is in de kapperswereld. Dat telde mee bij de jury. En als je dan steeds vierde wordt, houdt het gewoon op. Toen ik vijfentwintig was, ben ik thuis in de firma gegaan. En daar heb ik nooit spijt van gehad.’
De samenwerking verliep uitstekend. ‘Mijn vader is een heel goede leermeester’, vindt Margret. Henk glimlacht: ‘Ik lever altijd opbouwende kritiek. Dan zei ik bijvoorbeeld: dat ziet er prima uit. Als je nou dit of dat nog zo doet, dan is het helemaal goed. Natuurlijk was er wel eens wat. Vooral toen Margret jong was. Zij had haar ideeën, ik de mijne. Maar we kwamen er altijd uit.’ Margret: ‘Mijn vader en moeder hebben me altijd alle kansen gegeven. Ook mijn vervolgopleiding in Amsterdam hebben ze betaald, nooit hebben ze me tegengehouden.’
Vaste schare klanten
In ruim vijfentwintig jaar gingen vader en dochter steeds met hun tijd mee en werd de salon meermalen verbouwd en gemoderniseerd. Ze hebben een vaste schare klanten, onder wie veel gasten met een tweede woning. Trots zijn ze ook op hun medewerkers, tegenwoordig zes in getal, plus een leerling-kapster. ‘We hebben een wereldteam’, vindt Margret. ‘Heel gezellig en iedereen gaat regelmatig naar cursussen voor de nieuwste ontwikkelingen.’ Henk draait nog altijd geregeld mee. ‘Waarom? Vanwege de leuke contacten en de gezelligheid. En mijn eigen klanten willen niet door een ander worden geknipt.’ Vanwege wat fysieke ongemakken heeft hij nu toch besloten er op 1 januari 2021 een punt achter te zetten. ‘Dat mag wel een keer, zeker als je 82 bent en al 65 jaar werkt’, vindt Margret. Lachend: ‘Nee, zo lang ga ik het niet volhouden, hoe leuk ik het ook vind. Daarmee stopt het familiebedrijf, want ik denk niet dat een van mijn kinderen kapper wordt. Maar wie weet is er een medewerker die de zaak wil overnemen.’